Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur in een latere brief duidelijk maakt dat hij niet naar de fiscale adviezen van X bv vraagt en dat dus in het kader van het derdenonderzoek niet meer informatie wordt opgevraagd dan waartoe hij op grond van het fair play-beginsel bevoegd is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X bv exploiteert een belastingadvieskantoor. In oktober 2018 meldt de inspecteur dat een derdenonderzoek bij haar zal worden ingesteld. Voor de betreffende klanten wordt verzocht om de integrale correspondentie en alle overige documentatie, voor zover niet zijnde louter belastingadviezen aan deze klanten, dan wel de correspondentie en dergelijke met anderen hierover. Uiteindelijk verstrekt X bv in december 2018 de betreffende informatie. In geschil is of X bv terecht aanspraak maakt op een kostenvergoeding (art. 53 lid 5 AWR), omdat het onderzoek volgens haar onrechtmatig was. Volgens Rechtbank Den Haag is het woord 'louter' in de vragenbrief ongelukkig gekozen, maar hierdoor is niet gehandeld in strijd met het fair play beginsel. X bv gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag (V-N Vandaag 2021/1994) oordeelt dat de inspecteur in een latere brief duidelijk maakt dat hij niet naar fiscale adviezen vraagt en dat dus niet meer informatie wordt opgevraagd dan waartoe hij op grond van HR 23 september 2005, 38.810, V-N 2005/46.5 bevoegd is. Hoewel het woord 'louter' ongelukkig is gekozen, is niet aannemelijk dat daardoor bij X bv zodanige twijfel is ontstaan dat overleg met de inspecteur noodzakelijk was om te achterhalen welke stukken (of onderdelen daarvan) onder het fair play-beginsel vallen. Aangezien X bv een belastingadvieskantoor exploiteert, mocht de inspecteur namelijk veronderstellen dat het voor haar duidelijk was welke stukken zij wel en niet hoefde te verstrekken. X bv klaagt ook vergeefs dat de inspecteur in het kader van het derdenonderzoek een geheimhoudingsplicht aan haar heeft opgelegd. De plicht tot geheimhouding vloeit namelijk al direct uit art 67 AWR voort. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO). (Na conclusie van A-G IJzerman. Deze namen wij op in V-N Vandaag 2022/1244).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 53

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 juni

32

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen