Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat X niet aannemelijk maakt dat in de strafzaak – bijvoorbeeld door nog af te nemen getuigenverhoren – feiten en omstandigheden naar boven zullen komen die ook van belang kunnen zijn voor de belastingprocedures. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is ondernemer en heeft conform zijn aangifte over 2012 een IB-nihilaanslag gekregen. Volgens de FIOD is X in dat jaar betrokken geweest bij de invoer van 4900 kilo Alpha-phenylacetoacetonitrille (Apaan), waarvan amfetamine wordt gemaakt. In geschil is de IB/PVV en ZVW-navordering bij X over dat jaar, alsmede de 50% vergrijpboetes. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het aannemelijk dat X inkomsten uit de handel en het vervoer van Apaan heeft genoten, wat in goede justitie wordt geschat op € 500.000 als zijnde resultaat uit overige werkzaamheden. De boetes worden verlaagd tot 25%, omdat omkering van de bewijslast is toegepast en vervolgens gematigd met 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn. X is inmiddels ook door de strafrechter veroordeeld. In verband met het nog lopende cassatieberoep bepleit X uitstel van de onderhavige fiscale zaken.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N Vandaag 2021/1274) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat in de strafzaak – bijvoorbeeld door nog af te nemen getuigenverhoren – feiten en omstandigheden naar boven zullen komen die ook van belang kunnen zijn voor de belastingprocedure. De Hoge Raad is geen feitenrechter, zodat zonder nadere onderbouwing niet aannemelijk is dat deze bijzondere omstandigheid zich hier voordoet. X stelt vergeefs dat het bij een huiszoeking aangetroffen contante geld legaal c.q. 'wit' spaargeld was en dat hij voor zijn bruiloft veel geld zou hebben gekregen. X toont niet overtuigend aan dat de schatting van de rechtbank onjuist is. De bewijslast is dus terecht omgekeerd en verzwaard. De ZVW-boete wordt verminderd tot € 282, omdat de rechtbank bij de matiging van een onjuist boetebedrag is uitgegaan. De beroepen van X zijn slechts in zoverre gegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen