Hof Arnhem-Leeuwarden stelt dat vast dat navordering zonder nieuw feit – wegens inkeer – mogelijk is wegens aanwezigheid van kwade trouw ten tijde van het indienen van de aangifte. Bezwaar tegen belastingrente impliceert bezwaar tegen de aanslag. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

Belastingadviseur X doet aangifte inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen 2016. Daarbij verzuimt hij een bankrekening in Hong Kong als bezitting in box 3 aan te geven. Voordat de primaire aanslag IB 2016 is geregeld informeert X de inspecteur over dit verzuim. De primaire aanslag IB 2016 volgt langs geautomatiseerde weg. Daarna verstrekt X meer details over het verzwegen vermogen via de indiening van een herziene aangifte IB 2016. De inspecteur legt een navorderingsaanslag op met belastingrente. X komt in bezwaar tegen de belastingrente. De inspecteur vermindert de belastingrente, maar handhaaft de navorderingsaanslag. Na afwijzing van het beroep van X door de rechtbank, komt X in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/7.1.7) stelt eerst vast – op basis van de parlementaire geschiedenis – dat het bezwaar tegen de beschikking belastingrente tevens bezwaar inhoudt tegen de navorderingsaanslag. Het hof stelt vervolgens vast dat geen sprake is van een nieuw feit, maar dat de kwade trouw ten tijde van het doen van aangifte IB 2016 navordering mogelijk maakt. Het feit dat X tot inkeer is gekomen doet daar niet aan af. Beroep ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 24a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen