Rechtbank Den Haag oordeelt dat met de projecten werd deelgenomen aan het economische verkeer, in die zin dat het behalen van geldelijk voordeel werd beoogd en dat het voordeel ook redelijkerwijs kon worden verwacht.

Belanghebbende, de heer X, koopt in 2006 een oude bioscoop en daarna twee buurpanden voor in totaal € 1.842.500. Hij wil de panden slopen en er een grand café bouwen om dat te verhuren. Na de sloop blijkt echter dat de gemeente te strenge eisen stelt aan de nieuwbouw en dat een beoogde zakenpartner afhaakt. X realiseert er daarom een bedrijfsruimte en drie luxe appartementen. De bedrijfsruimte wordt verkocht, maar de appartementen zijn onverkoopbaar. De appartementen worden vervolgens verhuurd en gaan over naar box 3. In geschil is of X het forse verlies op de projecten in 2010 als negatief resultaat uit een werkzaamheid kan aftrekken. De inspecteur stelt dat geen sprake is van een resultaat uit een werkzaamheid en heeft daarvoor aangevoerd dat X de desbetreffende onroerende zaken aanvankelijk aangaf in box 3.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat met zowel het aanvankelijke project als het uiteindelijke project werd deelgenomen aan het economische verkeer, in die zin dat het behalen van geldelijk voordeel werd beoogd en dat het voordeel ook redelijkerwijs kon worden verwacht. De inspecteur stelt vergeefs dat X de panden aanvankelijk aangaf in box 3. Er zijn werkzaamheden verricht die normaal vermogensbeheer te boven gaan. De werkzaamheden van X die van beroep aannemer is, behelsden onder meer het voeren van besprekingen met de architect, de constructeur, de leveranciers en installateurs, de selectie en coördinatie van onderaannemers en het als meewerkend voorman dagelijks op de bouwplaats aanwezig zijn. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 1 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen