Belanghebbende, de heer X, is lid van een kerkgenootschap. In 2006 wordt X naar eigen zeggen benaderd door deze kerk met het verzoek om € 100.000 in aandelen te beleggen. X leent het geld daartoe van de kerk en koopt hiervan zelf aandelen. X betaalt in 2007 € 7000 rente aan de kerk. Volgens X is de helft hiervan een fiscaal aftrekbare gift. Als de kerk het geld namelijk op een vrij opneembare spaarrekening had gestort, zou zij slechts 3,5% rente hebben ontvangen. Rechtbank Oost-Nederland oordeelt echter dat X slechts recht heeft op een hogere heffingskorting en stelt X voor het overige in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 22 oktober 2013, 13/00494, V-N 2014/6.1.1) oordeelt dat van een gift pas kan worden gesproken indien X uit vrijgevigheid een rentebetaling op zich neemt die hoger is dan de rente die hij aan een andere zakelijk handelende geldverstrekker had moeten betalen. X was gewoon contractueel verplicht om de 7% rente te betalen. X maakt ook niet aannemelijk dat de kerk geen 7% rendement had kunnen behalen met een andere belegging met eenzelfde risico. Ook vanuit het perspectief van de geldverstrekker is de rente dus niet te hoog. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32