De civiele kamer van Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de curator geen misbruik maakt van het bodemvoorrecht van de fiscus. Dat de ontvanger geen opbrengst zal krijgen, is niet van belang.

Belanghebbende, X Lease nv, sluit een financial leaseovereenkomst met A bv. A bv en haar dochtervennootschap, B bv, vestigen een (bezitloos) pandrecht op de gehele bedrijfsinventaris en de bedrijfsuitrusting. X nv beëindigt de financiering op 29 april 2009 door opzegging van de leaseovereenkomst. A bv betaalt de vordering van X nv niet, en weigert mee te werken aan een bodemverhuurconstructie. Na een bespreking krijgt X nv de beschikking over de sleutels van het bedrijfspand, en laat de sloten van het bedrijfspand vervangen. B bv verschaft zich vervolgens toegang tot het pand, en wordt vervolgens failliet verklaard. De curator heeft er geen bezwaar tegen dat X nv haar recht van parate executie uitoefent, maar wijst daarbij wel op art. 57 lid 3 Fw, en merkt op dat hij ten behoeve van de fiscus haar voorrecht op de opbrengst van de goederen zal uitoefenen. Ook wijst de curator er op dat hij van mening is dat de roerende zaken zich op de datum van het faillissement op de bodem van B bv bevonden. A bv en de curator verkopen vervolgens diverse machines van A bv en B bv. X bv stelt dat zij, op grond van het pandrecht, recht heeft op de opbrengst. De curator beroept zich daarbij op art. 57 lid 3 Fw. X nv verzoekt de ontvanger vervolgens om af te zien van de aanspraak op het bodemvoorrrecht, aangezien de boedel niet tot uitkering zal overgaan. De ontvanger stemt hier echter niet mee in. In geschil is of de curator wel een belang ex art. 57 lid 3 Fw van de ontvanger heeft te behartigen als van de gerealiseerde executieopbrengst van de bodemzaken, na omslag van de algemene faillissementskosten daarover, niets resteert voor de ontvanger, en de opbrengst daarmee louter ten goede komt aan de boedelkosten.

De civiele kamer van Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de curator geen misbruik maakt van het bodemvoorrecht van de fiscus. Dat de ontvanger, door de staat van de boedel, geen opbrengst zal krijgen, is volgens het hof niet van belang. Het hof wijst er hierbij ook op dat het aan de ontvanger is, en niet aan de curator, om geheel of gedeeltelijk af te zien van zijn recht op voorrang.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Insolventierecht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 14 maart

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen