Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv geen recht heeft vrijstelling van overdrachtsbelasting. X bv maakt namelijk niet aannemelijk dat aan de juridische fusie hoofdzakelijk zakelijke overwegingen ten grondslag liggen.

Belanghebbende, X bv, exploiteert samen met Y bv in firmaverband een kledingwinkel. Y bv draagt haar aandeel in de vof over aan X bv. Eind 2016 fuseren X bv en Y bv, waarbij X bv de verkrijgende vennootschap is. Hierbij verkrijgt X bv een door Y bv verhuurde onroerende zaak. Ter zake van deze verkrijging voldoet X bv € 16.020 aan overdrachtsbelasting. X bv doet vervolgens een beroep op de fusievrijstelling. De inspecteur is echter van mening dat de fusie niet heeft plaatsgevonden op grond van zakelijke overwegingen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv geen recht heeft op vrijstelling van overdrachtsbelasting. Volgens de rechtbank maakt X bv namelijk niet aannemelijk dat aan de juridische fusie hoofdzakelijk zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. De rechtbank wijst er daarbij op dat Y bv haar aandeel in de vof reeds voor de fusie aan X bv had overgedragen. Het vermogen van Y bv bestond voorafgaand aan de fusie daardoor alleen nog maar uit een pand dat feitelijk werd verhuurd door X bv. Het enkele resultaat van de fusie is dan dat het verhuurde pand wordt overgedragen aan X bv en dat Y bv verdwijnt. Voor een dergelijk geval is de vrijstelling niet bedoeld.

Lees ook het thema Onroerendezaakrechtspersonen in de overdrachtsbelasting

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 14 maart

50

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen