Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat Rechtbank Gelderland niet gehouden was om de ingebrekestelling van X door te sturen naar de Belastingdienst. De doorzendplicht van art. 6:15 Awb geldt niet voor ingebrekestellingen en zeker niet als, zoals in dit geval, moedwillig de verkeerde instantie is aangeschreven.

Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag BPM. Na vernietiging van deze naheffingsaanslag zijn nog in geschil of de hoorplicht is geschonden en of X recht heeft op een hogere dwangsom.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat Rechtbank Gelderland niet gehouden was om de ingebrekestelling van X door te sturen naar de Belastingdienst. De doorzendplicht van art. 6:15 Awb geldt niet voor ingebrekestellingen. Daarbij komt nog dat X moedwillig de verkeerde instantie heeft aangeschreven. Op grond van het voorgaande heeft X geen recht op een hogere dwangsom. De rechtbank oordeelt verder dat zij in deze procedure over de heffing geen oordeel kan geven over de invorderingskosten. Verder vindt de rechtbank dat de Belastingdienst X voldoende gelegenheid heeft gegeven om voorafgaand aan de naheffing zijn mening te geven. Het verdedigingsbeginsel gaat niet zo ver dat de inspecteur hemel en aarde moet bewegen om te garanderen dat een belanghebbende, ook als deze niet reageert op uitnodigingen, vooraf daadwerkelijk wordt gehoord. Omdat de inspecteur de naheffingsaanslag heeft vernietigd, gold ook in de bezwaarfase de hoorplicht niet. Ten slotte verklaart de rechtbank het beroep van X niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de vergoeding van rente ex. art. 28c IW 1990.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 28c

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Algemene wet bestuursrecht 7:3

Algemene wet bestuursrecht 4:16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 14 maart

50

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen