Belanghebbende, X bv, houdt onder andere (indirect) de aandelen in B bv. In het kader van de bedrijfsopvolging wordt I bv opgericht. I bv richt J bv op. De aandeelhouders van I bv zijn X bv (20%), K bv (40%) en L bv (40%). In 2011 verkoopt B bv een onderneming aan J bv voor € 16 mln. X bv verstrekt daarbij een lening van € 3,5 mln aan J bv. X bv wil de vordering op J bv afwaarderen naar nihil. De inspecteur is het daar echter niet mee eens, omdat er volgens hem sprake is van een onzakelijke lening. In beroep zijn partijen het er over eens dat de vordering met € 100.000 wordt afgewaardeerd als er sprake is van een zakelijke lening.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er sprake is van een zakelijke lening. De rechtbank overweegt daarbij dat de lening is verstrekt om de verkoop van de onderneming door B bv aan J bv mogelijk te maken. Verder acht de rechtbank van belang dat het belang van X bv in B bv is verminderd van 100% naar 20%. Ook wijst de rechtbank er nog op dat de lening niet alleen is verstrekt in het belang van J bv, maar ook in het belang van B bv. Volgens de rechtbank is er dan geen sprake van dat de lening door X bv aan J bv is verstrekt in de hoedanigheid van indirect aandeelhouder, via I bv, in J bv. X bv mag het afwaarderingsverlies van € 100.000 op de vordering ten laste van haar belastbare winst brengen.
Lees ook de thema's De onzakeijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 april