De Hoge Raad oordeelt dat de gesplitste aankoop van de blote eigendom door mevrouw X en het gebruiksrecht door de maatschap van haar vader, moeder en broer onder de TBS-regeling valt. Er hoeft bij X echter geen verplichte jaarlijkse opwaardering voor de evenredige vrijval van het gebruiksrecht plaats te vinden.

De vader, moeder en broer van mevrouw X (belanghebbende) exploiteren in maatschapverband een landbouwbedrijf. Op 2 mei 2007 verkrijgt X de blote eigendom van 37 ha grond van een derde. Op dezelfde dag verkrijgt de maatschap het erfpachtrecht van deze grond van de derde. Het erfpachtrecht heeft een looptijd van 26 jaar. De erfpachters betalen jaarlijks een canon van totaal € 20.349 aan X. Eveneens op 2 mei 2007 verstrekt een bank een hypothecaire lening aan de maatschap. De maatschap leent hiervan een deel door aan X die daarmee de koopsom van de blote eigendom financiert. Jaarlijks betaalt X € 20.800 (5%) rente aan de maatschap. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat (i) de gelijktijdige verwerving van de blote eigendom door X en van het erfpachtrecht door de maatschap een terbeschikkingstelling is aan de maatschap, (ii) die terbeschikkingstelling ongebruikelijk is, (iii) ook het resultaat dat toerekenbaar is aan de terbeschikkingstelling aan de broer onder het bereik van de TBS-regeling valt en (iv) de aangroei van blote eigendom naar volle eigendom jaarlijks is belast. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de gesplitste aankoop van de blote eigendom door X en het gebruiksrecht door de maatschap van haar vader, moeder en broer onder de TBS-regeling valt. Deze terbeschikkingstelling is ongebruikelijk. Het uitgangspunt van het hof dat sprake is van een wijze van vermogensallocatie die zich tussen derden niet zou voordoen en dat daarom sprake is van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling getuigt namelijk niet van een onjuiste rechtsopvatting. De terbeschikkingstelling valt geheel in de sfeer van box 1, ook voor het deel dat toerekenbaar is aan de broer. Het maakt dus niet uit dat de terbeschikkingstelling mede plaatsvindt aan een verwant die niet behoort tot de in art. 3.91 lid 3 Wet IB 2001 vermelde kring van personen. Er hoeft echter bij X geen verplichte jaarlijkse opwaardering voor de evenredige vrijval van het gebruiksrecht plaats te vinden. X stelt namelijk terecht dat haar situatie gelijk is aan die in het HR-arrest 16 maart 2012, nr. 11/02036, V-N 2012/16.14, BNB 2016/139. Niet eerder dan bij staking van de werkzaamheid of eerdere vervreemding van de onroerende zaak zal dit dus tot een (boek)winst leiden. De correctie inzake de waardeaangroei vervalt. Het beroep van X is in zoverre gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Den Bosch voor de nadere vaststelling van het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen