In de periode maart 2012 - april 2014 verricht het Roemeense Cartrans Spedition Srl vrachtvervoersdiensten in Turkije, Georgië, Irak en Oekraïne. Omdat de Roemeense Belastingdienst van mening is dat Cartrans niet aantoont dat de vervoerde goederen daadwerkelijk zijn uitgevoerd, legt de fiscus een naheffingsaanslag op aan Cartrans. De fiscus overweegt daarbij dat Cartrans niet de vereiste specifieke vervoersdocumenten heeft overgelegd. De Roemeense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Sharpston concludeert dat het in strijd met het EU-recht is dat Roemenië specifieke documenten eist om aan te tonen dat goederen daadwerkelijk over de weg naar een bestemming buiten de EU zijn uitgevoerd. De A-G merkt vervolgens op dat het aan de bevoegde autoriteiten staat om onder toezicht van de nationale rechter het bewijs in elk concreet geval te onderzoeken en te beoordelen. Verder verwijst de A-G naar de TIR-carnets. Aan de hand van de TIR-carnets kan ook worden aangetoond dat de goederen het grondgebied van de EU concreet hebben verlaten en dat de geleverde vervoersdiensten dus rechtstreeks verband houden met de uitvoer van de goederen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 16 juli