Hof Den Haag oordeelt dat het door de inspecteur vastgestelde box 3-inkomen van X niet te hoog is. Omdat X geen overzicht overlegt van het door de beleggingsclub werkelijk behaalde rendement, is niet duidelijk of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire rendement.

Tot het vermogen van X behoort ook een aandeel in het vermogen van een beleggingsclub, een fonds voor gemene rekening. X is het niet eens met de box 3-heffing over zijn vermogen. Volgens X is de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen in strijd met artikel 1 EP en artikel 14 EVRM en is sprake van een individuele en buitensporige last.

Hof Den Haag oordeelt dat het door de inspecteur vastgestelde box 3-inkomen van X niet te hoog is. Omdat X geen overzicht overlegt van het door de beleggingsclub werkelijk behaalde rendement, is niet duidelijk of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Het hof overweegt daarbij dat het vermogen van X voor een substantieel deel bestaat uit participaties in de beleggingsclub. X heeft geen dan wel onvoldoende inzicht geboden in het werkelijk door hem behaalde rendement. Ook is er geen sprake van een buitensporige last, omdat X niet aannemelijk maakt dat hij moet interen op zijn vermogen om de box 3-heffing te kunnen betalen. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 6 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

Dossiers: Box 3

2996

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen