Rechtbank Noord-Holland oordeelt in een zaak over een mulderboete dat de maatregelen uit de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. De gemachtigde ageert zonder succes tegen de verplichte uitbetaling van een proceskostenvergoeding aan X. 

X gaat in beroep bij de kantonrechter tegen een Mulderboete, een boete voor een lichte verkeersovertreding. In beroep erkent het OM dat de boete onterecht is. X ontvangt een proceskostenvergoeding. De gemachtigde van X verzoekt de proceskostenvergoeding aan hem uit te betalen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de wettelijke regeling over de uitbetaling van proceskosten die staat in art. 13a Wahv niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De Wahv bevat een aantal maatregelen om de financiële prikkel voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften weg te nemen. De maatregelen waar het in deze zaak om gaat zijn neergelegd in formele wetten. De kantonrechter toetst daarom, in tegenstelling tot de uitspraak van de Hoge Raad van 7 mei 2022, (V-N 2022/24.13) niet aan art. 1 Grondwet. De kantonrechter concludeert dat gelet op de wetsgeschiedenis de wetgever een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging heeft gegeven voor de gewijzigde regeling van de (uitbetaling) van proceskosten en in redelijkheid tot het gemaakte onderscheid heeft kunnen komen. Op basis hiervan wordt de proceskostenvergoeding in deze zaak uitbetaald aan X en niet aan zijn gemachtigde.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 19a

Wet waardering onroerende zaken 30a

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 6 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

558

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen