Belanghebbende (DTZ Zadelhof vof) houdt zich bezig met de handel in onroerende zaken. In 1999 wordt DTZ ingeschakeld voor de verkoop van enkele onroerende zaken in Amsterdam, die in een bv zijn ondergebracht. Het is de bedoeling dat de aandelen in de bv worden verkocht, nadat overeenstemming over de waarde van de onroerende zaken is bereikt. De verkoop van de onroerende zaken geschiedt vervolgens via de verkoop van de aandelen van de bv's waarin de onroerende zaken zijn ondergebracht. DTZ stelt dat de diensten die zij heeft verricht vallen onder de btw-vrijstelling voor handelingen betreffende effecten. De inspecteur is van mening dat de vrijstelling niet van toepassing is. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er sprake is van bemiddeling bij de verkoop van onroerende zaken, en niet van bemiddeling bij effectentransacties. Hof Amsterdam oordeelt dat DTZ is ingeschakeld om de waarde van de onroerende zaken te bepalen. Volgens het hof vormt het vinden van de beste koper de dienst en niet het verkopen van de aandelen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 april 2011 (nr. 09/00760, V-N 2011/21 17) prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Het HvJ EU oordeelt dat de handelingen die DTZ heeft verricht onder de btw-vrijstelling van art. 13 B onderdeel d punt 5 Zesde btw-richtlijn vallen.
De Hoge Raad oordeelt – onder verwijzing naar de verklaring van recht van het HvJ EU – dat de door DTZ verrichte prestaties vallen onder de btw-vrijstelling voor handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, inzake effecten en andere waardepapieren. Het gelijk is aan DTZ. De Hoge Raad vermindert de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11