X is gemeenteraadslid. De inkomsten zijn belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Van de gemeente ontvangt X in 2006 een kostenvergoeding van € 1.572. In de aangifte heeft X dit bedrag wegens kosten in aftrek gebracht. De inspecteur weigert de kostenaftrek. In geschil is of de inspecteur bij X het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat een kostenaftrek in aanmerking mag worden genomen ter grootte van de ontvangen kostenvergoeding.
Hof Amsterdam (MK I, 8 maart 2012, 10/00602, V-N 2012/35.1.2) oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op de kostenaftrek. X heeft geen bewijs geleverd van de door haar in aftrek gebrachte kosten. De inspecteur heeft zich in zijn verweerschrift in de procedure over de aanslag IB/PVV 2003 op het standpunt gesteld dat kosten uitsluitend in aftrek kunnen komen indien X deze kosten aannemelijk maakt. X wist na ontvangst van dat verweerschrift dat de inspecteur zich niet langer op het standpunt stelde dat de aftrek zou worden verleend. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur enige uitlating heeft gedaan of handeling heeft verricht op grond waarvan X mocht menen dat hij van deze opzegging is teruggekomen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 december