Belanghebbende, X bv, stelt op 18 mei 2010 beroep in bij Rechtbank Haarlem tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 april 2010. De uitspraak op bezwaar heeft betrekking op een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2004. De rechtbank nodigt X per aangetekende brief van 26 augustus 2010 uit voor de mondelinge behandeling op 28 september 2010. Per fax van 17 september 2010 verzoekt de gemachtigde van X bv om uitstel van de zitting wegens een voorgenomen vakantie in het buitenland. De gemachtigde stelt de aangetekende brief pas op 16 september 2010 te hebben ontvangen omdat deze niet zonder machtiging kon worden opgehaald. Als de rechtbank het uitstelverzoek afwijst, stuurt de gemachtigde een nieuwe brief waarin hij zijn verzoek herhaalt. De gemachtigde stelt dat hij de vakantie al geruime tijd geleden heeft geboekt en dat het dossier van de zaak zich in zijn woning in Frankrijk bevindt. De rechtbank behandelt de zaak vervolgens zonder dat namens X bv iemand verschijnt.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank het verzoek van de gemachtigde van X bv om uitstel van de zitting te verlenen onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. De rechter moet een uitstelverzoek dat onder aanvoering van gewichtige redenen is gedaan, inwilligen tenzij een zwaarder wegend belang hieraan in de weg staat (HR 4 mei 2007, nr. 41.429, BNB 2007/203). De gemachtigde van X bv heeft zich beroepen op zo'n gewichtige reden, namelijk de voorgenomen vakantie (HR 26 september 2002, nr. 37.980, BNB 2004/6). De rechtbank heeft vervolgens niet gemotiveerd welk zwaarder wegend belang aan inwilliging van het uitstelverzoek in de weg stond. Dat het uitstel kort voor de zitting is gedaan, betekent niet dat het verzoek te laat is gedaan (HR 28 januari 2011, nr. 09/04360, BNB 2011/84). Zou het uitstelverzoek onredelijk laat zijn, dan is dat een omstandigheid die meespeelt in de belangenafweging die de rechter moet maken. Overeenkomstig de wens van X bv wijst het hof de zaak terug naar de rechtbank.