A-G IJzerman is van mening dat de ambtsedige verklaring van de productiecoördinator van de Belastingdienst slechts is aan te merken als een partijverklaring en dat deze door het hof terecht terzijde is geschoven.  

De heer X exploiteert een schildersbedrijf. X ontvangt in april 2009 een aanmaning met betrekking tot een naheffingsaanslag over 2006. Het alsnog ingediende bezwaar wordt wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Breda vernietigt de aanslag en wijst de zaak terug naar de inspecteur. In hoger beroep biedt de inspecteur ter zitting aan het bewijs te leveren dat de aanslag wel is verzonden. Voorts wordt aangeboden een duplicaat van de aanslag te laten vervaardigen en deze alsnog te overleggen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het algemene belang van een doelmatige procesgang met zich meebrengt dat het bewijsaanbod als zijnde tardief wordt gepasseerd. De inspecteur had de aanslag al in de bezwaarfase moeten overleggen. De interne schermprint die de inspecteur alsnog overlegt, alsmede de ambtsedige verklaring van de productiecoördinator hebben geen enkele bewijskracht. Om (civielrechtelijke) invordering van de aanslag te voorkomen, wordt de inspecteur opgedragen de aanslag uit het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst te verwijderen. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat de ambtsedige verklaring van de productiecoördinator slechts is aan te merken als een partijverklaring en dat deze door het hof terecht terzijde is geschoven. De tardiefverklaring is eveneens niet onbegrijpelijk. In casu is het bestaan van de aanslag dus niet komen vast te staan. De aanslag dient namelijk als besluit in schriftelijke vorm te zijn vastgelegd. Zowel de aanmaning als de schermprint voldoen daar niet aan. X is er pas door de aanmaning van op de hoogte geraakt dat er een besluit is genomen. De bezwaartermijn begon dus pas te lopen vanaf de bekendmaking van de aanmaning. Processueel betekent dit dat er geen rechtsgeldige aanslag tot stand is gekomen en daarmee tot vernietiging, dat wil zeggen constatering van nietigheid of zelfs non-existentie van de aanslag. Het is volgens de A-G toelaatbaar dat het hof de inspecteur in dat kader heeft opgedragen de aanslag uit het geautomatiseerde systeem te verwijderen. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

2

Gerelateerde artikelen