De heer X is directeur/grootaandeelhouder van D bv. Deze bv was houder van 34% van de aandelen in E bv. Eind 2005 zijn alle aandelen E bv verkocht aan F Inc. Op 1 maart 2006 zijn X en F Inc. een arbeidsovereenkomst aangegaan. X krijgt op dat moment als ‘sign up' beloning 250.000 F-aandelen. Eind 2006 krijgt X als kerstbonus nog eens 1.000 aandelen voor $ 0,01 per stuk. De aandelen F zijn verhandelbaar op een beurs in New York. De beurskoers is op 1 maart 2006 $ 2 en op 1 december 2006 $ 0,51. De arbeidsovereenkomst wordt in 2008 beëindigd. In geschil zijn de aan X opgelegde ib/pvv-navorderingsaanslagen over 2006. De eerste aanslag is opgelegd in december 2008. Uit de reactie van X d.d. 20 november 2008 naar aanleiding van de aankondiging daarvan, leidt de inspecteur (uiteindelijk) af dat deze aanslag vanwege de veel hogere beurskoers op 1 maart 2006 te laag is en legt in juni 2009 de tweede aanslag op.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan door geen nader onderzoek in te stellen naar aanleiding van de brief van X van 20 november 2008. De tweede aanslag wordt vanwege het ontbreken van een nieuw feit vernietigd. De eerste aanslag wordt verlaagd, aangezien het inkomen uit sparen en beleggen moet worden verminderd tot nihil. Voor het overige maakt X niet aannemelijk dat de inspecteur van een te hoge waarde van de aandelen is uitgegaan. De beroepen van X zijn deels gegrond.