Onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, oordeelt Rechtbank Noord-Holland dat de crisisheffing niet in strijd is met de wettelijke bepalingen van de Wet LB 1964 en de internationale verdragen. Verder is de crisisheffing ook van toepassing op doorbetaald loon.

Belanghebbende, X bv, is in 2014 € 21.381 aan crisisheffing verschuldigd. Volgens X bv is de crisisheffing in strijd met de wettelijke bepalingen van de Wet LB 1964, art. 1 EP EVRM, art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. Ook in geschil is of de crisisheffing van toepassing is op doorbetaald loon. De dga van X bv verricht namelijk ook werkzaamheden voor D nv. Hiervoor heeft X bv een vergoeding van € 96.424 ontvangen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de crisisheffing niet in strijd is met de wettelijke bepalingen van de Wet LB 1964, art. 1 EP EVRM, art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM. De rechtbank verwijst daarbij naar de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, nr. 15/00340 (V-N 2016/7.18) en nr. 15/03090 (V-N 2016/7.17). Verder is de rechtbank van mening dat de crisisheffing terecht is toegepast op de vergoeding die van D nv is ontvangen. Volgens de rechtbank staat de dga namelijk alleen in dienstbetrekking tot X bv, en niet tot D nv, en is er derhalve sprake van doorbetaald loon. Ook is er volgens de rechtbank geen sprake van een individuele en buitensporige last. De rechtbank merkt tenslotte nog op dat er geen gronden zijn om, zoals X bv wil, af te wijken van de arresten van 29 januari 2016. Het gelijk is aan de inspecteur. Wel kent de rechtbank nog een immateriële schadevergoeding toe aan X bv, in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 11 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen