Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat bij de berekening van de middelingsteruggaaf wel de drempel van € 545 in aanmerking moet worden genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

De heer X doet een middelingsverzoek over 2005, 2006 en 2007. In geschil is of de inspecteur bij de terugaaf terecht het drempelbedrag van € 545 heeft toegepast. X stelt dat als de teruggaaf meer bedraagt dan de drempel van € 545, het gehele bedrag - dus zonder daarbij een drempelbedrag in aanmerking te nemen – moet worden teruggegeven. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (MK IV, 22 mei 2012, 10/00908, V-N 2012/40.2.3) oordeelt dat bij de berekening van de middelingsteruggaaf wel de drempel van € 545 in aanmerking moet worden genomen. Dit vloeit voort uit de zinsnede "voorzover dit verschil meer bedraagt dan € 545" zoals opgenomen in art. 3.154 lid 3 Wet IB 2001. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat de drempel met name is opgenomen omdat er anders een te groot verschil zou ontstaan tussen iemand die net over de grens voor teruggaaf komt en een ander die de grens juist niet haalt. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.154

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 31 mei

89

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen