Belanghebbende, X, drijft in de vorm van een eenmanszaak een coffeeshop. In 2006 legt de inspecteur een bedrijfsbezoek af en wordt er een waarneming ter plaatse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de administratie van X gebreken toont, en stelt de inspecteur dat X de inkopen van de drugs tot een te hoog bedrag in zijn boekhouding heeft opgenomen. De inspecteur corrigeert vervolgens de aangegeven winsten over de jaren 2003-2006 met bedragen tussen de € 240.000 en € 375.000. Volgens de inspecteur komt het door X gehanteerde brutowinstpercentage namelijk uit op 45,71% terwijl het brutowinstpercentage bij vergelijkbare ondernemingen zeker 100% is. Hof Arnhem oordeelt dat X niet te kwader trouw is. Volgens het hof heeft de inspecteur namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de inkoopprijzen op fictieve wijze vanuit de verkoopprijzen werden berekend. Aangezien de inspecteur bevestigt dat hij voor de jaren 2004 en 2005 niet over een nieuw feit beschikt, vernietigt het hof de navorderingsaanslagen over die jaren. Voor de jaren 2003 en 2006 oordeelt het hof dat X niet op overtuigende wijze de onjuistheid van de correcties heeft aangetoond. Het hof handhaaft dan ook navorderingsaanslag over 2003 en de aanslag over 2006.
De Hoge Raad oordeelt dat een coffeeshophouder ook een inkoop- en voorraadadministratie moet voeren van de aanwezige voorraad softdrugs. Volgens de Hoge Raad kan namelijk zonder een inkoop- en voorraadadministratie te voeren en te bewaren niet worden voldaan aan de administratieverplichtingen van art. 52 AWR. Hieraan doet volgens de Hoge Raad niet af dat het in de branche niet gebruikelijk zou zijn een inkoop- en voorraadadministratie te voeren en dat het voeren daarvan tot problemen in de strafrechtelijke sfeer kan leiden. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16