Volgens Hof Amsterdam heeft X bv een uitdeling aan haar dga gedaan door de huurdersinvesteringen naar nihil af te waarderen en geen vergoeding te bedingen bij het einde van de huurovereenkomst. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X bv, huurt enkele panden van haar dga (A). In de huurovereenkomst wordt opgenomen dat A, bij het einde van de huurovereenkomst, een vergoeding zal betalen voor met zijn toestemming aangebrachte verbeteringen en nieuwbouw. Per 1 april 2002 wordt de huurovereenkomst beëindigd. A betaalt vervolgens € 153.020 (de balanswaarde) voor de verbouwingen die in 1981 zijn uitgevoerd. Voor de verbouwingen die in de jaren 1985-1988 zijn uitgevoerd, en die voor € 445.345 op de balans staan, betaalt hij geen vergoeding. X bv waardeert de investeringen in het boekjaar 2001-2002 af naar nihil. De inspecteur is van mening dat sprake is van een uitdeling en accepteert de afwaardering niet.

Hof Amsterdam (MK III, 19 juli 2012, 11/00125, V-N 2012/57.1.3) oordeelt dat sprake is van een uitdeling van X bv aan A. Het hof overweegt hierbij dat X bv – uitgaande van zakelijke verhoudingen – een vergoeding van € 283.385 voor de investeringen zou hebben bedongen. Het hof vermindert de aanslag. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 31 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen