De Hoge Raad blijft bij zijn opvatting dat bewijsmateriaal dat door de strafrechter als onrechtmatig verkregen is aangemerkt, in principe wel mag worden gebruikt als bewijsmateriaal voor de belastingheffing en boeteoplegging.

Belanghebbende, X, en zijn echtgenote ontvangen een bijstandsuitkering. X wordt verdacht van valsemunterij en heling. De strafrechter van Rechtbank Rotterdam spreekt X vrij omdat het bewijs tegen X (via infiltranten) op onrechtmatige wijze is verkregen. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur dit strafrechtelijk onbruikbare bewijs wel mag gebruiken in de fiscale procedure voor het opleggen van navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes.

De Hoge Raad blijft bij zijn opvatting dat bewijsmateriaal dat door de strafrechter als onrechtmatig verkregen is aangemerkt, in principe wel mag worden gebruikt als bewijsmateriaal voor de belastingheffing en boeteoplegging. De Hoge Raad legt de suggestie van A-G Wattel om het ‘zozeer indruist-criterium' uit HR 1 juli 1992, nr. 26.331, BNB 1992/306 aan te passen naast zich neer. Bij het beoordelen van bewijsmateriaal gebruikt de belastingrechter eigen maatstaven, die kunnen afwijken van die van de strafrechter. De belastingrechter is niet gebonden aan een oordeel van de strafrechter over de bruikbaarheid van bewijsmateriaal. Als de belastingrechter over de rechtmatigheid van de wijze waarop het bewijs is verkregen anders wil oordelen, moet hij de redenen voor die afwijking in de uitspraak vermelden. De vraag of bepaald materiaal in verband met de wijze waarop het is verkregen als bewijs kan worden gebruikt, moet de belastingrechter beantwoorden aan de hand van andere maatstaven dan de strafrechter. In uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is van een ernstige schending van een belangrijke rechtsregel, kan de onrechtmatige verkrijging ook tot onbruikbaarheid in de fiscale procedure leiden. Als wordt betoogd dat onrechtmatig overheidsoptreden tot bewijsuitsluiting moet leiden, zal de rechter zich echter steeds moeten afvragen of de belangen van de betrokkene zijn geschaad. Als de belastingrechter zijn beslissing op dit bewijsmateriaal baseert, is dat op zichzelf geen inbreuk op het recht op een behoorlijk proces dat is opgenomen in art. 6 EVRM. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 maart

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen