Hof Amsterdam beslist dat X de kosten van een voor zijn echtgenote met COPD aangeschafte elektrische fiets, niet als specifieke zorgkosten kan aftrekken. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is gehuwd. Zijn echtgenote lijdt aan COPD en heeft in het jaar 2012 een Hudsonbike, type Sachs aangeschaft met lage instap. X trekt de aanschafkosten van de fiets af als specifieke zorgkosten. De inspecteur staat deze aftrek niet toe. X gaat in beroep en stelt dat de elektrische fiets kwalificeert als hulpmiddel in de zin van art. 6.17 Wet IB 2001. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam (MK I, 15 juni 2017, 16/00333, V-N Vandaag 2017/1644) beslist in navolging van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangeschafte elektrische fiets over een bijzondere hoedanigheid beschikt die meebrengt dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen. De omstandigheid dat er in het jaar 2012 in totaal 385 fietsen van het merk Hudsonbike zijn verkocht, dat de fiets zich volledig elektrisch kan voortbewegen en dat de fiets beschikt over een lage instap, is daartoe onvoldoende. De elektrische fiets neemt ook geen gestoorde elementaire lichaamsfunctie over, maar de functie van een normale fiets. De aanschafkosten zijn niet aftrekbaar. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen