Voordat de echtscheiding van tandarts X en Y is geformaliseerd doet Y opnames van de bankrekening van de tandartsenpraktijk. Hof Den Bosch oordeelt dat X de opnames niet in aftrek kan brengen als partneralimentatie.
Belanghebbende, tandarts X werkt vanaf 1990 in maatschapsverband met zijn echtgenote Y. Y verzorgt de administratie. In 1998 wordt de maatschap ontbonden en zet X de tandartspraktijk voort als eenmanszaak. In augustus 1997 gaan X en Y na 27 jaar huwelijk uit elkaar; X vertrekt uit de echtelijke woning. Eind juli 1998 wordt de echtscheiding uitgesproken. In november 1998 stelt de rechter de alimentatie vast op bijna € 3.900 per maand. Voordien betaalde X aan Y geen onderhoudsbijlage. In de aangifte IB 1998 neemt X een aftrekpost op van ruim € 44.000 voor periodieke uitkeringen en verstrekkingen voor de kosten van het levensonderhoud van Y. De inspecteur weigert hiervan een bedrag van € 33.000. Het gaat om opnames die Y ten laste van de (voormalige) praktijkrekening heeft gedaan. X stelt dat de inkomsten uit de tandartspraktijk rechtstreeks zijn overgemaakt naar de praktijkrekening en dat Y, van wie tandarts X in 1998 duurzaam gescheiden leeft, van deze rekening gelden opneemt en die gelden nagenoeg volledig gebruikt voor de betaling van de kosten van haar levensonderhoud.
 
Hof ‘s-Hertogenbosch is het met Rechtbank Zeeland-West-Brabant eens dat onduidelijk blijft ten laste van wiens vermogen de opnames (uiteindelijk) zijn gekomen en dat niet kan worden uitgesloten dat de opnames ten laste van het vermogen van Y zijn gekomen. Verder is er geen helderheid gekomen over de aard van de opnamen (privé of zakelijk). Het hof oordeelt dat X onvoldoende bewijs heeft ingebracht tegenover de gemotiveerde stelling van de inspecteur dat de maatschap pas op 5 oktober 1998 is opgeheven zodat er een logisch verband bestaat tussen de desbetreffende geldopnames door Y en de beëindiging van de maatschap. Verder oordeelt het hof dat zelfs als zou worden verondersteld dat de opnames zijn bedoeld als bijdragen in het levensonderhoud van Y de aftrek als persoonlijke verplichtingen is uitgesloten, omdat er kennelijk sprake is van een natuurlijke verbintenis, terwijl voor aftrek vereist is dat er sprake is van in rechte vorderbare uitkeringen en verstrekkingen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 30

Wet inkomstenbelasting 2001 45

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 1 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen