Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de BOF terecht niet heeft toegepast op de aandelen B bv. B bv drijft namelijk geen onderneming; de verhuur van het pand door B bv aan D bv gaat niet uit boven normaal vermogensbeheer.

A, de vader van belanghebbende, X, houdt de aandelen in B bv en C bv. C bv houdt de aandelen in D bv, die een hotel exploiteert. B bv verhuurt het bedrijfspand, waar het hotel in wordt geëxploiteerd, aan D bv. A overlijdt in 2005 en laat aandelen in B bv en C bv na aan X. X is van mening dat de BOF van toepassing is op de verkrijging van de aandelen. De inspecteur is van mening dat de BOF kan worden toegepast op de verkrijging van de aandelen in C bv, maar niet op de verkrijging van de aandelen in B bv.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de BOF terecht niet heeft toegepast op de aandelen B bv. Volgens het hof drijft B bv namelijk geen onderneming; de verhuur van het pand door B bv aan D bv gaat niet uit boven normaal vermogensbeheer. Verder is het hof van mening dat de activiteiten van B bv voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit afzonderlijk moeten worden beoordeeld en dus niet geconsolideerd met de activiteiten van C bv en D bv kunnen worden bezien. Het hof verwijst hierbij naar de wetsgeschiedenis. Uit de wetsgeschiedenis blijkt volgens het hof dat B bv voor de toepassing van de BOF niet over ondernemingsvermogen beschikt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35c

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 2 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen