Belanghebbende, X bv, maakt bezwaar tegen aanslagen vennootschapsbelasting. De ambtenaar die de aanslagen heeft vastgesteld heeft ook beslist op het bezwaar van X bv. Desgevraagd heeft de gemachtigde van X bv echter aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deze gang van zaken. Rechtbank Leeuwarden verklaart het beroep gegrond wegens schending van het mandaatvoorschrift van art. 10:3 lid 3 Awb en kent X bv een forfaitaire proceskostenvergoeding toe. X bv claimt in hoger beroep een volledige vergoeding van de kosten, maar Hof Leeuwarden wijst dit verzoek af. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat X bv zelf heeft ingestemd met de betrokkenheid van de ambtenaar bij de beslissing op bezwaar.
De Hoge Raad ziet geen reden voor een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding wanneer de schending van het mandaatvoorschrift zoals in dit geval met instemming van de belanghebbende is geschied. Kennelijk heeft het hof bedoeld dat de inspecteur op basis van de instemming van X bv in redelijkheid heeft kunnen menen dat het niet naleven van art. 10:3 lid 3 Awb in het onderhavige geval geen gevolg zou hebben voor de houdbaarheid van de beslissingen op bezwaar. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onvoldoende gemotiveerd en is verder feitelijk. De stelling van X bv dat het hof buiten de rechtsstrijd is getreden faalt ten slotte. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv ongegrond.