X vof heeft bpm-aangifte gedaan voor een gebruikte personenauto die zij in België had gekocht. X heeft € 19.130 aan bpm voldaan. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de verschuldigde bpm € 15.371 is. De Hoge Raad (5 maart 2010, nr. 09/02339) oordeelt dat een ingevoerde gebruikte auto niet mag worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van een gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde auto. Partijen concluderen na verwijzing tot € 13.065 als verschuldigde bpm. Hof Arnhem oordeelt dat X vof met betrekking tot de proceskosten in de bezwaarfase terecht aanspraak maakt op vergoeding van haar werkelijke kosten. De inspecteur heeft namelijk onrechtmatig gehandeld door eigenhandig de aangifte van X vof te corrigeren, terwijl hij gewoon had moeten naheffen. X vof krijgt aldus € 2.500 voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Minister van Financiën gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof door het toekennen van de hogere vergoeding de grenzen van zijn taak als verwijzingshof heeft overschreden. X vof heeft destijds de beslissing van Hof 's-Hertogenbosch om de vergoeding voor de kosten te beperken tot het forfaitair vastgestelde tarief in cassatie niet bestreden, zodat deze beslissing onherroepelijk was komen vast te staan. Voor een hernieuwde beoordeling van de hoogte van de vergoeding voor die kosten was dus na verwijzing geen plaats. Het beroep van de Minster is gegrond.