Belanghebbende, mevrouw X, exploiteert met twee dochters vanaf 2003 in maatschapverband een rundveebedrijf met melk- en jongvee. In 2004 en 2005 is de melkveehouderij beëindigd. Het aantal stuks vee is verminderd van 60 naar 35. Ook het melkquotum is verkocht en er is vervolgens een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd van € 387.304. In 2006 en 2008 koopt de maatschap een rupskraan van € 250.000 en een wheelloader van € 130.000. Deze machines geeft de maatschap in operational lease aan J bv. In geschil is of de inspecteur de HIR in 2006 terecht aan de winst heeft toegevoegd. Volgens Rechtbank Breda is door de verkoop van het melkvee en het melkquotum de melkveehouderij gestaakt. In plaats hiervan is vervolgens een nieuwe activiteit opgestart, namelijk het in lease geven van machines. Aangezien X in 2006 niet het voornemen had om te herinvesteren in de jongveehouderij is het vormen van een HIR niet toegestaan. De aanschaf in 2006 van een hek kan wel worden afboekt op de HIR. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de aard van de jongveehouderij als agrarische activiteit en de lease-activiteit als niet-agrarische activiteit zodanig van elkaar verschillen dat niet gesproken kan worden van enige samenhang of een nauw verband hiertussen. Aangezien het vormen en aanwenden van een HIR alleen kan plaatsvinden in het kader van de jongveehouderij is de HIR dus terecht tot de winst gerekend. Ondanks de lease-overeenkomst is het economische belang bij de rupskraan bij de maatschap gebleven. De kraan kwalificeert dus als bedrijfsmiddel waarop door X kan worden afgeschreven. met dien verstande dat de afschrijvingsduur in goede justitie op zeven jaar wordt gesteld. Het beroep van X is deels gegrond.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet inkomstenbelasting 2001 3.30
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 28 september