Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen twee naheffingsaanslagen omzetbelasting met één boete. Vervolgens stelt X beroep in tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Rechtbank Leeuwarden gelast de inspecteur op 19 november 2008 om binnen vier weken alsnog uitspraak op bezwaar te doen. Als X geen uitspraak op bezwaar maar wel twee aanmaningen ontvangt, stelt zij opnieuw beroep in bij de rechtbank. Op 3 maart 2010 constateert de inspecteur dat hij geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Dit is voor hem aanleiding de naheffingsaanslagen te verminderen tot nihil. Op verzoek van de inspecteur trekt X haar beroep in. In geschil is of X in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. X bepleit een integrale vergoeding.
Rechtbank Leeuwarden ziet in de gedragingen van de inspecteur geen aanleiding om X een integrale vergoeding van de proceskosten toe te kennen. Wat betreft de eerste naheffingsaanslag, die de inspecteur uit coulance heeft verminderd tot nihil, is er geen sprake van een beschikking tegen beter weten in (HR 13 april 2007, nr. 41 235, V-N 2007/19.12). Van verregaande onzorgvuldigheid aan de zijde van de inspecteur is volgens de rechtbank evenmin sprake (HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, V-N 2011/10.7). Het niet naleven van de uitspraak van de rechtbank is weliswaar onzorgvuldig, maar als compensatie heeft de inspecteur besloten tot vermindering van de aanslag. Verder is er van een uitspraak op bezwaar die in beroep kenbaar geen stand zou houden, geen sprake. Ook verder is er geen aanleiding om voor deze aanslag een integrale vergoeding toe te kennen. De rechtbank volstaat met veroordeling tot een vergoeding van € 874.