De heer X is in 2005 strafrechtelijk veroordeeld voor het in 2004 aanwezig hebben van hennepplanten en de diefstal van energie. Van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen of afleveren van hennep(planten) is X vrijgesproken. De bijstandsuitkering die X ontving, is teruggevorderd. In geschil is de ib/pvv-aanslag over 2004, waarbij de inkomsten uit de hennepkwekerij zijn becijferd op € 14.900, alsmede de verzuimboete van € 113 wegens het niet tijdig doen van de aangifte. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X slechts gegrond, aangezien ambtshalve wordt vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden. Beide partijen gaan in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de ambtshalve verlaging van de boete voor de rechtbank geen reden had mogen zijn om de inspecteur in de proceskosten van X te veroordelen. Het beroep van de inspecteur is dus gegrond. X vraagt vergeefs om vergoeding van immateriële schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn. De hoger beroepsfase heeft weliswaar ruim twee jaar geduurd, maar dat is gegeven de omstandigheden niet onredelijk. Hiertoe wordt met name van belang geacht dat beide partijen hoger beroep hebben aangetekend. Het beroep van X is ongegrond.