Vereniging X is een woningbouwvereniging. X valt voor 2006 met betrekking tot haar reguliere winst onder de vrijstelling van art. 5-1-d Wet VPB 1969. X behaalt in dat jaar echter ook winst door de verhuur van duurdere woningen, bedrijfsonroerendgoed en parkeerplaatsen, alsmede door projectontwikkeling. In geschil is of X deze winst kan doteren aan een herbestedingsreserve. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X met de activiteiten die niet in de lijn liggen van het algemene maatschappelijke belang in concurrentie treedt met commerciële ondernemingen. X gaat in hoger beroep. Dit trekt hij in omdat de inspecteur alsnog toestaat een herbestedingsreserve te vormen. In geschil is de hoogte van de proceskosten vanwege het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X geen recht heeft op vergoeding van de bezwaarkosten, aangezien X hierom in de bezwaarfase niet reeds heeft verzocht. De gemachtigde van X stelt vergeefs dat vanaf het begin reeds vaststond dat het bezwaar zou worden afgewezen en dat de kwestie ten principale aan de rechter zou worden voorgelegd. Verder wordt er voor het verschijnen ter zitting in hoger beroep geen punt toegekend omdat een mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden.