Belanghebbende, X, en zijn partner hebben tot en met 2010 ieder een eigen eenmanszaak. De partner exploiteert een bedrijf als ambulant pedicure en X is consultant in de Informatie Technologie-branche. De twee eenmanszaken zijn per 1 januari 2011 omgezet in een vof. Na de oprichting van de vof is in de bedrijfsvoering, behalve de grootte ervan niks veranderd. De activiteiten zijn totaal branchevreemd van elkaar en de partners hebben geen zeggenschap in elkaars onderneming. In 2011 en 2012 heeft X ruim 98% van de verantwoorde omzet gefactureerd aan één opdrachtgever en in 2013 alle omzet aan één andere opdrachtgever. De inspecteur is van mening dat er voor de inkomstenbelasting in de jaren 2011 tot en met 2013 geen sprake is van een vof omdat X geen ondernemer is.
Rechtbank Den Haag beslist dat X niet is aan te merken als zelfstandige ondernemer, zodat voor de inkomstenbelasting geen sprake is van een vof. X heeft niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre hij als zelfstandige naar buiten is getreden, wat de aard van zijn werkzaamheden is geweest en in hoeverre hij debiteurenrisico heeft gelopen. Ook is niet aannemelijk geworden dat X investeringen heeft gedaan of dat hij reclame heeft gemaakt. Het belastbaar inkomen is voor 2011, 2012 en 2013 niet te hoog vastgesteld. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 29 december