Rechtbank Limburg oordeelt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat verschillende percelen in weerwil van de Verordening niet in de rioolheffing zijn betrokken. Het beroep op het gelijksbeginsel slaagt.

Belanghebbende exploiteert een woningbouwvereniging en krijgt in de hoedanigheid van eigenaar van diverse percelen aanslagen rioolheffing opgelegd. Na onderzoek concludeert hij dat diverse percelen buiten de heffing zijn gelaten. Deze percelen konden wel op grond van de Verordening in de heffing worden betrokken. De heffingsambtenaar bevestigt te weten dat dit het geval is. Belanghebbende betwist de rechtmatigheid van de aanslagen rioolheffing met een beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Rechtbank Limburg oordeelt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat verschillende percelen in weerwil van de Verordening niet in de rioolheffing zijn betrokken waardoor het beroep op het gelijksbeginsel slaagt. Onder verwijzing naar V-N 2004/22.3 en V-N 2017/46.3 wijst belanghebbende op voldoende gevallen waarbij een gunstigere behandeling is verkregen. Het ligt dan op de weg van de heffingsambtenaar om die ongelijke behandeling te verklaren en aannemelijk te maken dat die niet voortvloeit uit door hem of op hoger niveau gecoördineerd begunstigend beleid. Omdat de heffingsambtenaar bevestigt dat percelen buiten de heffing zijn gebleven, slaagt het beroep van belanghebbende op het gelijksbeginsel. De aanslagen rioolheffing worden vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Limburg

Editie: 29 december

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen