Rechtbank Den Haag beslist dat het beroep van vof X tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting niet door een onbevoegd persoon is ingesteld.

Aan belanghebbende, vof X, wordt met dagtekening 25 januari 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het eerste kwartaal 2014. X maakt op 22 juli 2019 bezwaar tegen deze naheffingsaanslag. Het bezwaar wordt op 25 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. X komt in beroep. Volgens de inspecteur moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard omdat het onbevoegd is ingesteld.

Rechtbank Den Haag beslist dat van een door een onbevoegd persoon in gesteld beroepschrift geen sprake is. Het beroepschrift is afgedrukt op het briefpapier van "Effectief" en is ondertekend door "Secretariaat". De rechtbank heeft verzocht om een machtiging. De gemachtigde heeft vervolgens een door beide vennoten van vof X ondertekende machtiging verstrekt voor, onder andere, het instellen van beroep tegen de naheffingsaanslag. Ondanks de onduidelijkheid over de relatie tussen de gemachtigde en Effectief twijfelt de rechtbank er niet aan dat het de gemachtigde is geweest die het beroepschrift op briefpapier van Effectief heeft ingediend met toestemming van vof X. Vervolgens beslist de rechtbank dat het bezwaar tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van vof X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 29 december

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen