Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat er vanwege het louter passief vermogensbeheer van de betrokken bv's geen sprake kan zijn van ‘zakelijke overwegingen op grond waarvan de splitsing heeft plaatsgevonden’. De naheffing is dus terecht.

Mevrouw D en de heer E zijn zus en broer en bezitten ieder 50% van de aandelen in G bv. E exploiteert via een andere bv een juweliersbedrijf dat is gevestigd in een pand van een 100%-dochter (H bv) van G bv. De verhouding tussen D en E is dermate moeizaam dat sprake is van een bestuursvacuüm. H bv wordt daarom juridisch gesplitst. De aandelen in H bv en effecten gaan over op X bv (belanghebbende), zijnde een nieuw opgerichte bv van D. In geschil is of X bv voor de overdrachtsbelasting terecht een beroep doet op de splitsingsvrijstelling. Zowel voor de Vpb- als de IB-heffing is de splitsing inmiddels vrijgesteld. Volgens Rechtbank Gelderland is de splitsing ingegeven door de zakelijke overwegingen van D om het bestuursvacuüm op te heffen. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er vanwege het louter passief vermogensbeheer van de betrokken bv's geen sprake kan zijn van ‘zakelijke overwegingen op grond waarvan de splitsing heeft plaatsgevonden’ (art. 5c Uitv.besl. BRV). De vraag of het om zakelijke overwegingen gaat, moet namelijk plaatsvinden vanuit het perspectief van de betrokken bv's. X bv doet vergeefs een beroep op HR 13 september 2019, 18/04792, V-N 2019/43.9. In dit arrest wordt kennelijk verwezen naar de totstandkoming van art. 5c Uitv.besl. BRV en is een Vpb-vrijstelling verleend. Dit betekent niet automatisch dat hier ook vrijstelling voor de overdrachtsbelasting moet volgen. Het beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 8 januari

Carrousel: Carrousel

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen