De heer X wordt door zijn werkgever regelmatig uitgezonden naar het buitenland. Voor 2002 is in geschil of X terecht is aangemerkt als binnenlands belastingplichtige. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X slechts van 13 november tot en met 31 december 2002 buitenlands belastingplichtig is en wijst de zaak terug naar de inspecteur. De aanslag wordt vervolgens niet verlaagd, omdat deze volgens de inspecteur reeds te laag zou zijn. X gaat weer in beroep. Rechtbank Haarlem slaat geen acht op nieuwe bewijsstukken waaruit zou blijken dat X buitenlands belastingplichtig zou zijn. Het eerdere oordeel over de periode van binnenlandse belastingplicht is namelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven en er is door X geen hoger beroep tegen aangetekend. X stelt in hoger beroep dat hij tot 28 juni 2002 in Hong Kong woonde en recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Hof Amsterdam oordeelt dat X tot 28 juni 2002 feitelijk met zijn echtgenote in Hong Kong woonde en dat reeds daarom de fictie inzake binnenlandse belastingplicht van art. 2.2, eerste lid, Wet IB 2001 niet op hem van toepassing is. X is dus niet belastingplichtig ter zake van het in deze periode genoten loon en de door hem genoten afkoop van kapitaalsverzekeringen. Het maakt niet uit dat X destijds ook zekere banden met Nederland had en bleef aanhouden. Voor het loon dat X terzake van de uitzending heeft genoten na 28 juni 2002 claimt X bovendien terecht aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Het beroep van X is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Amsterdam