Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de door hem gehanteerde bestemmingswaardefactor van 0,86 voor de woning op het NSW-landgoed onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een perceel grond met daarop een woning met berging en tuinhuis. De woning is een rijksmonument en de onroerende zaak is aangemerkt als een NSW-landgoed. In geschil is de WOZ-waardering 2014, die voor dit object gelijk is aan de bestemmingswaarde (art. 17 lid 5 Wet WOZ). Partijen verschillen onder meer van mening over de hoogte van de bestemmingswaardefactor.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de door hem gehanteerde bestemmingswaardefactor van 0,86 voor de woning op het NSW-landgoed onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De heffingsambtenaar heeft niet kunnen uitleggen waarom de wijziging in methodiek vanaf waardepeildatum 1 januari 2013 geen invloed heeft op deze factor. Verder zijn de taxatiewijzers niet eenduidig: het ene jaar zijn de bouwklassen en/of de bouwkundige elementen van de onroerende zaak van belang voor de factor en in de andere jaren niet. Uit de taxatiewijzer 2017 volgt dat voor de oudste bouwklasse, de klasse waarin de onroerende zaak van X valt, de factor ook lager kan zijn dan 0,86. Daarbij komt dat de heffingsambtenaar in 2008 expliciet heeft ingestemd met een factor van 0,64. Op grond van het vertrouwensbeginsel dient deze factor ook voor 2014 te worden toegepast. Verder heeft de gemeente onvoldoende rekening gehouden met de status van de woning als rijksmonument. Het hof verlaagt de WOZ-waarde van € 246.000 naar € 205.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 21 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen