Bij uitspraak van 14 juli 2015 herstelt Hof Den Haag het laatste element. In het dictum had namelijk moeten staan dat de Staat de proceskosten aan X moet vergoeden. Het hof gelast daarom alsnog dat de Staat aan X vergoedt de door hem gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 980.  

Aan belanghebbende, de heer X, is door de gemeente een WOZ-beschikking opgelegd van € 148.000. Tijdens de zitting bij de Rechtbank Rotterdam trekt de gemachtigde van X het beroep in als blijkt dat de gemeente de waarde wil verlagen tot € 141.000 en dat X een proceskostenvergoeding zal krijgen conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit is ook vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. X gaat in hoger beroep tegen het proces-verbaal, omdat met betrekking tot de proceskosten andere afspraken gemaakt zouden zijn. De rechtbank bevestigt tegenover het hof dat het proces-verbaal een juiste weergave van de zitting is en dat deze als vaststellingsovereenkomst voor X bindend is. Hof Den Haag (26 mei 2015, nr. 14/01375) oordeelt dat het beroep van X niet-ontvankelijk is, omdat het proces-verbaal van zitting geen uitspraak is. Er is dus geen hoger beroep mogelijk. Er is wel reden om een proceskostenvergoeding aan X toe te kennen. X heeft de rechtbank namelijk per fax verzocht haar beslissing ten aanzien de proceskostenvergoeding neer te leggen in een uitspraak, zodat daartegen hoger beroep mogelijk is. De rechtbank had dit verzoek moeten opvatten als betwisting van de rechtsgeldige intrekking van het beroep, aangezien niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder het beroep werd ingetrokken – te weten toekenning van een forfaitaire vergoeding van de bij nota van 27 januari 2014 in rekening gebrachte kosten voor een aan X uitgebracht WOZ-taxatieadvies, en de kosten voor de hoorzitting - en had – indien zij van oordeel blijft dat het beroep rechtsgeldig is ingetrokken – haar constatering van die intrekking moeten neerleggen in een uitspraak zodat degene die zich daarmee niet kan verenigen daartegen een rechtsmiddel kan aanwenden (zie HR 23 september 2011, nr. 11/00372, V-N 2011/47.7). Er wordt gelast dat de griffier van het hof aan X de door hem gemaakte proceskosten van het hoger beroep vergoedt, vastgesteld op € 980. Bij uitspraak van heden (14 juli 2015) herstelt Hof Den Haag dit laatste element. In het dictum had namelijk moeten staan dat de Staat de proceskosten aan X moet vergoeden. Het hof gelast daarom alsnog dat de Staat aan X vergoedt de door hem gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 980.  

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 19 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen