Belanghebbende, X bv, richt in 2007 E bv op. X bv brengt, binnen de f.e., een onroerende zaak in E bv in voor € 3 mln. De onroerende zaak wordt verhuurd aan F bv. F bv neemt de aandelen E bv in 2010 over voor € 18.000. Een en ander leidt tot een herwaarderingswinst van ruim € 2,5 mln bij X bv. X bv doteert de herwaarderingswinst aan een HIR. Volgens de inspecteur is dat echter niet mogelijk.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv haar herwaarderingswinst niet aan een HIR kan doteren. De rechtbank wijst daarbij naar de wetsgeschiedenis. De rechtbank overweegt verder nog dat er, op grond van art. 3.54 Wet IB 2001, niet alleen sprake moet zijn van de vervreemding van een bedrijfsmiddel, maar ook van boekwinst. Daarvan is in casu geen sprake. Verder verwerpt de rechtbank nog het beroep van X bv op het arrest van de Hoge Raad van 25 maart 1998, nr. 32945 (V-N 1998/18.17). Volgens de rechtbank gaat het in dat arrest namelijk om een andere situatie, en leent de beslissing van de Hoge Raad in die zaak zich niet voor toepassing in de onderhavige zaak.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15ai
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 4 januari