X heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2011 gedaan. In de aangifte neemt zij diverse aftrekposten op. Het betreft premies particuliere verzekeringen, betaalde alimentatie, kosten levensonderhoud kinderen, giften en specifieke zorgkosten. De inspecteur legt X in juni 2012 een (derde) voorlopige aanslag op conform de ingediende aangifte. Naar aanleiding van de beantwoording van een in april 2014 gestuurde vragenbrief wordt bij het vaststellen van de definitieve aanslag ib/pvv 2011 afgeweken van de ingediende aangifte. De inspecteur corrigeert de door X geclaimde aftrekposten. Ook wordt de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande ouderkorting niet verleend. X komt in beroep.
Volgens Rechtbank Den Haag heeft de inspecteur de ingediende aangifte ib/pvv van X terecht gecorrigeerd. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de aftrekposten en heffingskortingen is voldaan. X kan aan de voorlopige aanslagen geen rechten ontlenen voor een definitieve aanslag over 2011, aldus de rechtbank. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.124
Wet inkomstenbelasting 2001 6.32
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 4 januari