De heer X werkt van 2006 tot en met 2009 bij een cateringbedrijf voor vliegtuigen. X smokkelt met behulp van cateringtrolleys grote partijen cocaïne naar Nederland. Inmiddels is X hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. In deze strafzaak verklaarde X de contante stortingen van in totaal € 123.125 op zijn bankrekeningen door zijn handel op Curaçao in geiten, machines, gereedschappen en auto-onderdelen. In geschil zijn thans diverse IB-navorderingsaanslagen en de 50% boetes. X ontkent de handelsinkomsten te hebben genoten. Volgens hem was slechts sprake van vriendendiensten.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X voor € 74.178 aan handelsinkomsten heeft genoten. De verklaring van X in zijn strafzaak is namelijk een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Aangezien de verschuldigde belasting over de verzwegen inkomsten relatief en absoluut aanzienlijk is, moet X het tegendeel overtuigend aantonen. In deze bewijslast is X niet geslaagd. X heeft door het verzwijgen van de inkomsten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn IB-aangiften onjuist dan wel onvolledig zijn. De boetes van 50% zijn daarom passend en geboden. De redelijke termijn is ook niet overschreden. Door de complexiteit en de samenloop met de strafzaak is er aanleiding om een langere termijn dan de gebruikelijke twee jaren voor bezwaar en beroep als redelijk aan te merken. Daarbij komt dat het extra tijdsverloop voor een belangrijk deel is veroorzaakt door proceshandelingen van X zelf. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 4 januari