De inspecteur heeft aan belanghebbende, X, over de jaren 1990 t/m 2000 navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd met verhogingen respectievelijk boeten. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de verhogingen en boeten verminderd moeten worden maar verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen ongegrond. De Hoge Raad verklaart de cassatieberoepen van zowel X als de staatssecretaris gegrond, vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst het geding naar Hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest (HR 20 april 2012, nr. 11/03542, V-N 2012/21.28.8). In juni 2012 verzoekt de gemachtigde van X om herziening van de uitspraak van Hof 's-Gravenhage. Als het hof het verzoek afwijst, gaat X in verzet. X stelt dat de uitspraak van Hof 's-Gravenhage alleen is vernietigd voor zover het de verhogingen en boete betreft en dus voor de enkelvoudige belasting onherroepelijk vaststaat.
Hof Den Haag (MK II, 15 mei 2013, BK-12/00511, V-N Vandaag 2013/1758) oordeelt in verzet dat een uitspraak van het hof zich niet leent voor herziening wanneer die uitspraak door de Hoge Raad is gecasseerd en het geding na verwijzing niet alleen betrekking heeft op de boete, maar ook op de enkelvoudige belasting en in dat geding wordt beslist door een ander hof. Alleen een onherroepelijk geworden uitspraak is voor herziening vatbaar. De uitspraak van het hof, waartegen het verzoek om herziening is gericht, is bij arrest van de Hoge Raad van 20 april 2012, 11/03542, vernietigd. De verwijzingsopdracht heeft niet, zoals de gemachtigde in het verzetschrift stelt, slechts betrekking op de opgelegde verhogingen en boeten maar ook op de enkelvoudige belasting, met name de inconsistentie in de modelmatige berekening van de correcties. Na de verwijzing van de zaak naar Hof Amsterdam heeft Hof 's-Gravenhage (thans: Hof Den Haag) geen taak meer. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:88