Belanghebbende, X, is in het jaar 2002 één van de vennoten van vof Y. Deze firma exploiteert een Chinees/Indisch (afhaal)restaurant. De vennootschap is per 1 januari 2004 ontbonden. Vanaf die datum is de onderneming als eenmanszaak voortgezet door X. Rechtbank Haarlem heeft op 17 augustus 2009 beslist op de beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur inzake de aan X opgelegde aanslag ib/pvv voor het jaar 2002, de aan de vennootschap opgelegde naheffingsaanslag ob over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2003 en de aan de vennootschap opgelegde naheffingsaanslag lb/pvv over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2003. X komt in hoger beroep tegen de aanslag ib/pvv. Het hoger beroep is ingesteld bij brief van 28 september 2009, door het hof ontvangen op 29 september 2009. In deze brief wordt echter alleen melding gemaakt van beroep tegen de aanslag lb/pvv. Pas op 27 oktober 2009 ontvangt het hof de aanvulling op dit pro forma beroepschrift en wordt vermeld dat het hoger beroep ook de aanslag ib/pvv ten name van X betreft.
Hof Amsterdam overweegt dat de termijn om hoger beroep in te stellen geëindigd is op 30 september 2009. Nu het eerste bij het hof door X ingediende geschrift waarin de beslissing van de rechtbank inzake de aanslag ib/pvv wordt vermeld pas op 27 oktober 2009 door het hof is ontvangen, is het hoger beroepschrift inzake de desbetreffende uitspraak van de rechtbank buiten de indieningstermijn ingediend. Het hof merkt daarbij op dat het schrijven van X van 28 september 2009 geen hoger beroep inhoudt tegen de aanslag ib/pvv. Zowel in de aanhef als in de verdere tekst van deze brief wordt expliciet alleen melding maakt van de naheffingsaanslag lb/pvv en de uitspraak van de rechtbank aangaande die naheffingsaanslag lb/pvv. In deze brief is vergeten de andere aanslagen te noemen. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.