Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de handelingen en beslissingen van degene die de dagelijkse leiding heeft in de groep waartoe X bv behoort, aan haar kunnen worden toegerekend. X heeft geen recht op aftrek van de btw.
X bv houdt aandelen in diverse dochtervennootschappen. X bv belast kosten, die door derden aan haar in rekening worden gebracht, door aan de dochtervennootschappen. De dochtervennootschappen verrichten geen betalingen aan X bv. X bv brengt alle in rekening gebrachte btw-voorbelasting in aftrek. De inspecteur legt btw-naheffingsaanslagen op. Hij is van mening dat de te verrekenen voorbelasting niet hoger kan zijn dan de btw op de doorberekende kosten. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv geen btw-ondernemer is, en geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting. Volgens de rechtbank levert het doorbelasten van kosten weliswaar een economische activiteit op, die aan de btw-heffing is onderworpen, maar ontbreekt in casu ieder aanknopingspunt dat X bv jegens haar dochtermaatschappijen prestaties heeft verricht, dat daartoe rechtsbetrekkingen tussen partijen bestonden en dat de dochtermaatschappijen op enigerlei wijze een voordeel hebben genoten. De btw-naheffingsaanslagen blijven in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de handelingen en beslissingen van degene die de dagelijkse leiding heeft in de groep waartoe X bv behoort, aan haar kunnen worden toegerekend. Volgens het hof wordt namelijk niet aannemelijk gemaakt dat X bv waarde aan de diensten toevoegt of zelf iets doet of nalaat. Het hof merkt ook nog op dat het beheer van een deelneming slechts een economische activiteit is als het gepaard gaat met belastbare prestaties, en dat X bv niet aannemelijk maakt dat daar sprake van is. Het hof verwerpt dan ook het standpunt van X bv dat zij bij de doorbelasting van kosten als btw-ondernemer is opgetreden.
Lees ook het thema De holding in de btw.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 7