Belanghebbende, X, en haar echtgenoot, Y, zijn op huwelijkse voorwaarden gehuwd en wonen in België. De echtelijke woning is eigendom van X en Y, ieder voor de onverdeelde helft. In 2015 geniet X loon uit dienstbetrekking, dat in Nederland is belast. Het inkomen van Y is in 2015 nagenoeg geheel opgekomen in Nederland en is deels belast in Nederland en deels in België. In geschil is de aftrek van de hypotheekrente. X kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, Y niet. Hierdoor kunnen X en Y niet als fiscaal partners worden aangemerkt. X is van mening dat zij de volledige hypotheekrente in aftrek kan brengen. De inspecteur is van mening dat X slechts de helft van de hypotheekrente kan aftrekken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X 67,6% van de hypotheekrente in aftrek kan brengen. Op grond van de huwelijkse voorwaarden moeten X en Y namelijk naar rato van hun netto inkomsten bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Nu het aandeel van X in het gezinsinkomen 67,6% is, mag zij 67,6% van de hypotheekrente aftrekken. Omdat de woning in België is gelegen, heeft Y geen recht op aftrek van zijn deel van de hypotheekrente. Op grond van art 7.2 Wet IB 2001 is er bij Y voor de Nederlandse belastingheffing alleen sprake van inkomen uit eigen woning als het een eigen woning in Nederland betreft. De omstandigheid dat Y de aftrek van de betaalde hypotheekrente mogelijk ook niet kan effectueren in België, maakt niet dat er voor X recht bestaat op 100% aftrek van de hypotheeklasten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 20 april