Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht een winstuitdeling van € 800.000 in aanmerking heeft genomen. Oorspronkelijk bestond de mogelijkheid tot aflossing van de schulden aan de bv maar door de explosieve toename na 2009 was duidelijk dat aflossing niet meer zou plaatsvinden.

X oefent zijn werkzaamheden als plastisch chirurg uit via zijn bv’s. Bij de afwikkeling van de VPB-aangiften over 2011 van de bv’s, constateert de inspecteur dat X een aanzienlijke schuld aan zijn bv’s heeft en legt een IB-navorderingsaanslag 2010 op aan X. De inspecteur neemt daarbij een belaste winstuitdeling van ruim € 800.000 in aanmerking.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur terecht een winstuitdeling van € 800.000 in aanmerking heeft genomen. Het hof overweegt daarbij dat het oorspronkelijk de bedoeling van X was om de schulden terug te betalen en dat daarvoor ook de mogelijkheid bestond. In 2009 is de rekening-courantschuld namelijk deels afgelost en de schuld was op dat moment ook nog niet dusdanig hoog dat redelijkerwijs geen terugbetaling meer zou kunnen plaatsvinden. In 2010 neemt de schuld door privébestedingen van X echter aanzienlijk toe en wordt het steeds duidelijker dat de consumptieve bestedingen structureel aanzienlijk hoger zijn dan de inkomsten die X geniet. X en de bv zijn zich er volgens het hof vanaf dat moment ook van bewust dat het niet meer aannemelijk is dat de schulden nog kunnen of zullen worden afgelost. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 20 april

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen