X is eigenaar van diverse woningen en schakelt een gemachtigde in om bezwaar te maken tegen de WOZ-waarden 2020. Op 8 april 2020 ontvangt de heffingsambtenaar het bezwaarschrift. Op 21 maart 2021 doet de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar. De bezwaarfase duurde derhalve ruim 11 maanden. De beroepsprocedure nam 19 maanden in beslag. X vindt dat de redelijke termijn voor het afdoen van het bezwaar en het beroep is overschreden en verzoekt om ISV.
Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat X een ISV krijgt van € 1.000, omdat de redelijke termijn is overschreden. De redelijke termijn voor de bezwaarfase bedraagt 6 maanden. Omdat het bezwaar ruim 11 maanden heeft geduurd, is de termijn afgerond 5 maanden overschreden. De beroepsfase duurde 19 maanden. De redelijke termijn voor de beroepsfase is 18 maanden (24 maanden minus de bezwaartermijn). De rechtbank heeft de redelijke termijn daarom met 1 maand overschreden. De ISV wordt naar rato van de termijnoverschrijding over de gemeente en Staat verdeeld. De gemeente moet daarom 5/6 van € 1.000 aan X betalen en de Staat 1/6 van € 1.000.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Editie: 14 februari