Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X niet aannemelijk maakt dat de auto hem niet gedurende het hele mrb-naheffingstijdvak ter beschikking heeft gestaan.

De heer X woont sinds oktober 2011 officieel in Nederland. Op 29 oktober 2015 wordt geconstateerd dat X gebruik maakt van de Nederlandse weg met een Audi met Pools kenteken. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over 5 juli 2012 tot en met 28 oktober 2015 van € 5048, alsmede de 100% verzuimboete. X stelt vergeefs dat de auto in de naheffingsperiode feitelijk ter beschikking stond van zijn in Polen wonende dochter en hoofdzakelijk daar werd gebruikt. Er wordt geen waarde gehecht aan Nederlandstalige verklaringen die aldaar door diverse Polen zijn ondertekend. Van deze Polen is namelijk bekend dat zij de Nederlandse taal niet machtig zijn. Rechtbank Noord-Holland matigt wel de boete tot € 1000 vanwege de financiële positie van X. In hoger beroep overlegt X alsnog de betreffende verklaringen in de Poolse taal.

Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt (zie HR 5 april 2019, 18/02987, V-N 2019/19.16, r.o. 5.3.2 t/m 5.3.4) dat de auto hem niet gedurende het hele naheffingstijdvak ter beschikking heeft gestaan. Anders dan waar de rechtbank vanuit is gegaan, hoeft X dit dus niet ‘overtuigend aan te tonen’. De in hoger beroep overgelegde verklaringen worden echter op geen enkele wijze ondersteund door objectieve gegevens, zoals bijvoorbeeld tankbonnen, garagenota’s en dergelijke waaruit blijkt dat de auto feitelijk ter beschikking stond van zijn dochter in Polen. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 6 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen