Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur nog wel een beschikking kan opleggen, maar in casu heeft hij zijn rechten verspeeld door bij de aanslagregeling niet adequaat op te treden.

Bij belanghebbende, de heer X, en zijn partner wordt in 2009 een huiszoeking gedaan. Hierbij is € 186.069 aan contant geld aangetroffen. Tijdens het strafrechtelijke onderzoek geeft X toe in dure horloges, boten en auto's te hebben gehandeld en dat hij die (legale) inkomsten had moeten opgeven. De inspecteur legt vervolgens een IB-aanslag over 2008 aan X op. In geschil is of daarna in de bezwaarfase terecht een informatiebeschikking (art. 52a AWR) aan X is opgelegd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur nog wel een beschikking kan opleggen, maar in casu heeft hij zijn rechten verspeeld door bij de aanslagregeling niet adequaat op te treden. Voordat de aanslag namelijk werd opgelegd, had de inspecteur min of meer dezelfde vragen gesteld die volgens de inspecteur toen ook al niet goed waren beantwoord. De inspecteur heeft vervolgens de aanslag opgelegd en stelt dan in het kader van de bezwaarfase opnieuw vragen. De strekking van die vragen is dezelfde als die van de eerder in de aanslagfase gestelde vragen. Onder die omstandigheden heeft de inspecteur door voorafgaand aan het opleggen van de aanslag geen informatiebeschikking te nemen zijn rechten tot het nemen van een informatiebeschikking naar het oordeel van de rechtbank verspeeld. De onderhavige informatiebeschikking wordt daarom vernietigd. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

1

Gerelateerde artikelen